Heb je meegedaan aan een bachelorscriptieonderzoek? Binnenkort kun je lezen waar studenten dit jaar hun bachelorscripties over geschreven hebben!
In ons onderzoek hebben we gekeken naar expliciete kennis van tweedetaalverwervers van het Nederlands (NT2) over het gebruik van ‘je’ en ‘jij’. In het Nederlands hebben veel persoonlijke voornaamwoorden een sterke en een zwakke vorm. Voor de tweede persoon enkelvoud in onderwerppositie is de sterke vorm ‘jij’ en de zwakke vorm ‘je’. De zwakke vorm ‘je’ is voor Nederlandse moedertaalsprekers (NT1) de standaardoptie. Dat wil zeggen dat in neutrale, niet-specifieke situaties ‘je’ wordt gebruikt. De sterke vorm ‘jij’ wordt gebruikt in situaties waar nadruk op het voornaamwoord ligt, zoals bijvoorbeeld contrastsituaties. De sterke vorm is ook de enige optie in dit soort gevallen, omdat het -grammaticaal gezien- als enige van de twee nadruk kan hebben.
Uit onderzoek blijkt dat beginnende NT2-sprekers juist de ‘jij’-vorm overgeneraliseren. Waarschijnlijk wordt deze vorm eerder geleerd omdat hij meer opvalt. Bij gevorderde NT2-sprekers is dit anders, omdat zij meer begrip en kennis van de taal hebben, waardoor hun gebruikspatronen dichterbij de NT1 liggen. In dit onderzoek is onderzocht hoe deze gebruikspatronen van gevorderde NT2-sprekers zijn.
Allereerst is er gekeken naar de verschillen tussen NT1- en NT2-sprekers. Hiervoor is een online test naar het gebruik van ‘je’ en ‘jij’ in contrasterende zinnen en neutrale zinnen gemaakt. Beide groepen kozen vaker voor ‘jij’ in de contrastzinnen dan in de neutrale zinnen, maar bij de NT1-groep was het verschil tussen contrast en neutraal veel groter.
Vervolgens is er gekeken naar het effect van expliciete kennis van de groepen. Hiervoor is in de NT2-groep gekeken naar of deze participanten kennis over ‘je’ en ‘jij; konden verwoorden. NT2-sprekers zonder expliciete kennis maakten nauwelijks onderscheid tussen contrasterende of neutrale zinnen, waarbij de zwakke vorm ‘je’ in zowel contrasterende als neutrale gevallen vaker werd gebruikt.
In dit onderzoek is geprobeerd om een opstapje te maken naar meer inzicht over pronominaal gebruik van NT2-sprekers. Gesteld kan worden dat NT2-sprekers met expliciete kennis beter begrip hebben van het verschil tussen ‘je’ en ‘jij’. Hoe dit uiteindelijk in het dagelijks taalgebruik zichtbaar is, moet in vervolgonderzoek worden bekeken.